Het Nederfries heeft de toekomst
Zoals de Nederlandse taal wordt overwoekerd door Engelse woorden en begrippen, zo rukt in de Friese taal het Nederlands steeds verder op. Wie dit zorgelijk of zelfs verwerpelijk vindt, steekt zijn kop in het zand. Taal verandert nu eenmaal. Al sinds mensenheugenis.
Door Wiebe Pennewaard
Tweederde van de medewerkers van Omrop Fryslân is gezakt voor een Friese taaltoets, die het bedrijf zichzelf oplegde. Dat was even lelijk schrikken bij de initiatiefnemers en Omrop-directie. Wat weer grappig was voor luisteraars en kijkers van de Friestalige omroep. De aanhang met enig taalgevoel merkt al jaren hoe er steeds krommer wordt gewauweld in de microfoons van de organisatie. Die zich, met recht en reden, beschouwt als voorpost in de strijd voor het behoud van het Fries.
Hoe lang is het al niet geleden dat de omroep wekelijks een economisch praatje liet verzorgen door een medewerker van de toenmalige Friesland Bank? De brave man had kennelijk een cursusje Frysk voor de helft afgerond, en hierdoor de lessen grammatica finaal gemist. Consequent verhaspelde hij werkwoordsvormen, of beter gezegd: vertaalde hij zijn Nederlands letterlijk. ,,Dit hat de minister better net kinne dwaan'', in plaats van ,,Soks hie de minister better net dwaan kinnen'', en zo voorts en zo verder. Au!
Dat een bankman op taalgebied struikelt is geen ramp. Hij wordt betaald om verstandig bankzaken te regelen. Maar dat de Omrop hem na een, mogen we aannemen grondige, kennismaking de microfoon bood en lang bleef bieden, dat zei iets over de houding van de omroepleiding.
Op de redactie van de Leeuwarder Courant werd de Omrop al veel langer enigszins smalend Radio Tissadat genoemd. De gewoonte van Omrop-verslaggevers om zinnen te beginnen met de Friese versie van de suffe Nederlandse stoplap ,,Het is zo dat...'', in vragende vorm toegepast als ,,Is it sa dat...'', werd gezien als symbool van de taalverloedering bij vooral jongere redacteuren en -trices. En de kennelijke desinteresse van leidinggevenden.
Schrijvende journalisten hadden het maar makkelijk
Taalverloedering? Desinteresse? Als fervent, want voor een belangrijk deel beroepsmatig luisteraar sprak ik er wel eens Omrop-mensen op aan. Hoe is it no yn 'e frede mooglik dat jimme... Gesprekken met zo'n begin. Meestal waren de wat oudere collega's het wel met me eens: mag niet, moet anders, maar ja, tijdsbeeld, lastig. Bovendien: als schrijvende journalisten hadden wij van de krant het maar makkelijk. Alle tijd om te schrappen en schaven, mee te laten lezen, een ervaren eindredactie de zaak te laten fatsoeneren.
Live radio en tv presenteren is nu eenmaal een stuk lastiger. Haast, spanning, een taalfoutje was snel gemaakt en amper te herstellen. Daar hadden de Omrop-collega's die het met me eens waren absoluut een punt. Of minstens drie punten. Toch namen deze mijn en andermans ergernis over de dagelijkse krompraat niet weg.
Maar opmerkelijk. Twee inmiddels oud-redactrices gaven me ooit vriendelijk een zelfde uitleg, geheel los van elkaar, die haaks stond op de visie van hun bedrijfsgenoten. Gryt van Duinen en Houkje Rypstra benaderden de verloederkwestie een stuk relativerender.
Ja, ik had natuurlijk gelijk. Tegen de heersende grammatica- en spellingsregels, de geaccepteerde uitdrukkingen en zegswijzen werd gezondigd. Maar hee, hallo, dat gebeurt al sinds mensenheugenis, in elke taal, betoogden beide dames. Wat eerst nog als fout wordt bestempeld, slijt langzaam in.
Sprak ik soms nog het Nederlands van Joost van den Vondel?
Tot uiteindelijk ook eerst de woordenboeken en later de officiële regels de nieuwe vormen accepteren. Die vormen zijn altijd simpeler dan de voorgaande. Sprak ik, zo vroegen de dames, soms nog het ingewikkelde en omslachtige zeventiende-eeuwse Nederlands van Joost van den Vondel? Nee, natuurlijk. Nou, precies.
De zeer gewaardeerde voormalige collega's zetten me met deze explicatie aan het denken. En maakten me milder. Als eindredacteur zag ik formele fouten en slordigheden niet langer als uitingen van geestelijke luiheid, onnozelheid, gebrek aan vakman- of vrouwschap of een combinatie van deze verwerpelijke factoren. Zwijgend corrigeerde ik. Zowel het Fries als het Nederlands.
Want in de eerste rijkstaal is er precies hetzelfde aan de hand. Nog verbeter ik binnenmonds de radio en tv, zowel op regionale als nationale zenders, wanneer de meervouds-n (gemeenten, bijlagen, handelaren) is vervangen door de makkelijker meervouds-s (gemeentes, bijlages, handelaars), wanneer het wederkerend voornaamwoord blijkt opgeheven (ik herinner dat we, wij realiseren dat we), nu definitief het betrekkelijk voornaamwoord 'dat' is vervangen door 'die' (het meisje die, het bedrijf die) en ga maar door. De veranderingen zijn al, of worden binnenkort zeker, door de formele regels aanvaard. Ik vind het armoe, maar heb er mee leren leven.
Daarom verbaasde Jan Koster mij ook niet meer. De Omrop-directeur gaf commentaar op de sombere uitslag van de Friese taaltoets. Hij staat vierkant achter die test: ,,Wy fine it belangryk dat elkenien de taal sa geef mooglik brûkt, seker op de redaksje.''
Dat bedoel ik nou. Belangryk? Het Fries heeft hier het veel eigener 'wichtich' voor. Elkenien? Elk kende nog niet lang geleden het fraaie Friese 'elts', dus wie wat van het Fries wil redden, zegt 'eltsenien'. Seker op de redaksje. Weer zo'n inmiddels ingeburgerd hollandisme, seker, ten koste van het veel mooiere want Friesere 'beleaven'.
Gemakzuchtig Nederfries, dat heeft de toekomst. Maar ik erger me er niet aan. Al vier jaar lang niet, sinds ik geen beroepsmatige luisteraar meer hoef te zijn en ik als liefhebber van ook de Friese taal de Omrop voorgoed mocht uitzetten.
Laatst gewijzigd op 24-07-2015 om 12:00 uur