Laat de Friese ruiter een poepie ruiken
Als we het netjes uitsmeren, poepen alle paarden in Friesland samen wekelijks 14 kilometer buitenweg vol. Heel vervelend voor wie aan zo'n weg woont. Tijd voor opvoeding van de ruiters.
Door Wiebe Pennewaard
Met mooi verspreiden en zorgvuldig aanstrijken valt er in zeven dagen een laagje van 10 centimeter paardenpoep te maken op een interlokale verbinding van 5 meter breed en 14 kilometer lang. Valt er zo veel mest uit de verzamelde paarden in deze contreien? Rekent u even gezellig mee.
Nederland telt 450.000 geregistreerde paarden inclusief pony's, en 500.000 geregistreerde ruiters. Als we het Friese inwonertal loslaten op het Nederlandse getal, bevindt zich hier 3,8 procent van de nationale bevolking. Verdelen we alle edele viervoeters netjes over alle Nederlanders en Friezen, dan hobbelen hier 19.000 ruiters op 17.100 paarden rond. Je ziet inderdaad wel eens twee mensen op één paard zitten.
Maar in het buitengebied worden meer paarden gehouden dan in stedelijke omgevingen. Van het eerste heeft deze provincie waarneembaar meer dan van het tweede. Dus trekken we het aantal nobele beestjes hier ruimhartig op naar 25.000. Hoeven de liefhebbers ook niet meer samen op één beestje te klimmen. Dan de uitstoot. Een flink paard, zoals de Fries, maakt zo'n tien hopen per dag. De bolletjes hebben per hoop gemiddeld 7 liter inhoud. Ja, ik heb in het weiland duimstok en emmertje altijd bij me.
Inmiddels zitten we voor alle paarden in dit gewest op 1,75 miljoen liter poep per dag. Maar paarden van het Friese ras mesten bovengemiddeld. Kleinere soorten laten minder vallen. Opnieuw ruimhartig verminderen we het dagelijkse mestvolume tot 1 miljoen liter. Oftewel 1000 kubieke meter. In een keurige laag van 10 centimeter hoog vult dit een 2 kilometer lange en 5 meter brede weg.
Grondig veldwerk heeft geleerd dat een hoop zo'n vier dagen als hoop blijft liggen. Zon, regen, autobanden en vogeltjes tasten de textuur danig aan. Na vier dagen is het doorgaans nog hooguit een grove vlek. Dit maakt, als de paarden op genoemde weg de volgende dag netjes elders poepen dan waar er nog resten liggen, 14 kilometer per week. Daarna kunnen ze op dezelfde weg opnieuw beginnen.
Toch kunnen we nog flink afwaarderen. Lang niet alle hynderkes worden immers gebruikt in de men- en ruitersport. De paarden die wel op de openbare weg komen, doen dit niet dagelijks. Twee keer per week is al heel fijn. Brengen we daarom de dagelijkse1000 kuub terug naar 100 kuub. Veel voor wie het moet wegscheppen. Maar gelijkmatig verspreid over de hele provincie, wat natuurlijk de normale praktijk is, lijkt er eigenlijk weinig meer aan de hand.
Het gaat om die ene dampende hoop
Wablief? Er is wel degelijk iets aan de hand. Het gaat namelijk niet om die 14 kilometer of 1000 of 100 kuub. Het gaat om die ene, dampende hoop. Op de smalle stoep in het buitenwijkje van het dorp. Op het met schelpen verharde fietspaadje van 1 meter breed waar ook wandelaars, moeders met buggy's en stuurloze senioren op riskante e-bikes langs komen. Op de straatweg pal voor de uitrit van de keurige nieuwbouwwoning in het buitengebied. Foto's en documentatie op aanvraag beschikbaar. De ergernis blijft vier dagen hangen, of beter: liggen.
Mag dit? Eerst maar even kinderachtig de wetten en regeltjes napluizen. Elke gemeente heeft een Algemene Plaatselijke Verordening. In vrijwel elke versie staat een verbod op het door hond en paard laten deponeren van uitwerpselen op openbare wegen. Soms met de toevoeging: als deze wegen ook door voetgangers mogen worden gebruikt. Een uitzondering geldt voor door de gemeente aangewezen plekken. Maar het eerste openbare paardenpoepveldje moet ik nog tegenkomen.
Moderner klinkt in een aantal gemeenten de vervanging van het krachtig verbod door een verplichting. De eigenaar, houder of berijder moet paardenpoep in de openbare ruimte, al dan niet binnen de bebouwde kom, opruimen, al dan niet onmiddellijk. Op overtreding van het verbod stond een celstraf van maximaal drie maanden of een boete van ten hoogste € 4050. Huppekee, dat zal de viespeuk leren! Onduidelijk is de strafmaat bij verzaking van de eigentijdsere verplichting tot opruimen.
Veel doet dit er ook niet toe. De gemeenten maken geen werk van klachten, en de politie komt er al helemaal niet voor uit het bureau. Gedragsbeïnvloeding is het nieuwe motto. Stichtelijke stukjes op de gemeentelijke website en aanmoedigende teksten op de pagina in het advertentieblad. Hondenbaas en -vrouwtje, neem een schep of bundel poepzakjes mee. Of veeg, in struikrijk gebied, even met een stokje de stinkhoop onder het gebladerte.
Afstijgen kan zelfs levensgevaarlijk zijn
En paardenbaas en -vrouwtje, neem eh... Tsja. Probleem. Schep en zak zijn onhandig om mee te nemen. Onderweg afstijgen kan zelfs levensgevaarlijk zijn, gegeven de natuurlijke onberekenbaarheid van veel paarden zodra hun ruiters bruine bolletjes onder een struik gaan meppen. Hetzelfde geldt voor de poepzak die onder de staart van het paard wordt bevestigd. Dat werkt bij brave Belgische knollen die in een grote stad voor de reclamekar van een bierbrouwer sjokken. Niet bij normale rijpaarden. Zij zullen met zoiets raars achter de kont maar één ding willen: als een speer vooruit en blind wegwezen. Ongeacht die betonauto van rechts of die op de tast overstekende bejaarde.
Er zit dus voor de ruiter en menner niks anders op, na een dampend ongelukje op smalle stoep, verhard fietspaadje of voor uitrit in buitengebied. Onthouden waar de narigheid ligt, en na de rit alsnog met de fiets, brommer, automobiel of benenwagen inclusief schep terug naar de plaats delict. Bruikbaar is hierbij de vuilniszak of plastic boodschappentas, bij eventueel gebrek aan nabije berm of struik waar de schep kan worden omgekeerd. Tuurlijk, het is een gedoe. Je zou het ook een kwestie van fatsoen kunnen noemen.
Bij wijze van test lepelde ik vorige week dit verhaal, in ietwat verkorte vorm en met weglating van het cijferwerk, op aan de ruiter die door Mûnein stiefelde en – ik zag het duidelijk – best doorhad dat z'n paard een hoop draaide op de stoep die hij als binnendoortje even had benut. Hij keek me bevreemd aan. Zijn handbeweging bleef steken tussen een opgestoken middelvinger en een tikje met de rechter wijsvinger op zijn voorhoofd. Zwijgend stiefelde hij hierna door.
Er valt nog een hoop werk te doen. Een hele hoop. Een hoop hele hopen.
Laatst gewijzigd op 21-08-2015 om 09:30 uur