Het jaar dat de Friese zomer wegbleef
Weerinstituut KNMI spreekt van een statistisch slechte zomer. Er zijn in 2016 nog maar weinig mooiweerdagen geteld. Maar precies tweehonderd jaar geleden was er pas echt reden tot klagen. 1816 staat te boek als het jaar dat de zomer wegbleef.
Door De RedactieDe zomer van 2016 mag amper zomers heten. De zon blijft vooral verscholen en groot is het aantal dagen met een bui. Meteorologen tellen normaal twintig mooiweerdagen in een zomer, het zijn er deze keer nog maar zeven. Terwijl wereldwijd 2016 het heetste jaar ooit wordt, voorspelt ruimtevaartagentschap NASA. Voor de komende jaren wordt het nog warmer.
Twee eeuwen geleden was het erg, want in 1816 scheen slechts heel af en toe twee dagen achtereen de zon. Het regende. Wekenlang. Meerdere nachten was er vorst aan de grond. Het was compleet herfst, in juli en augustus van dat jaar. Oogsten mislukten en de bevolking van Leeuwarden zamelde geld in voor de hongerigen. In de zomer van 1816 ging alles mis wat er mis kon gaan.
De gevolgen van die rampzalige zomer dreunden nog jaren na. Een groot deel van het hooiland belandde ongemaaid diep onder water. Haver, tarwe en aardappelen bedierven. Er kwam een nijpend gebrek aan eten voor mens en dier.
J. van Stralen had aan het einde van de negentiende eeuw een wekelijkse rubriek in de Friso: Verhalen van Meester Wytze. Deze Grouster meester vertelde zijn leerlingen wat zich dat rampjaar 1816 afspeelde op het Friese platteland.
Meester Wytze repte over een onvruchtbaar jaar waarna de prijzen de pan uit rezen. Voor een korf aardappelen moest omgerekend 8 euro worden neergeteld – een kapitaal in die tijd. Datzelfde jaar was hij getuige dat een koopman te Grouw aan een schipper, die daar met koolrapen lag, naar de prijs vroeg. Toen de prijs genoemd was zei de koopman: 'dan moet ik de geheele lading maar hebben om haar onder de armen rond te deelen'.
Hulp
Het was een mooi staaltje hulpvaardigheid van de gegoeden uit Grou. Een ander liet een vette koe slachten om die onder de armen te verdelen. En twee kooplieden, die eens een scheepslading rogge kochten en die later verkochten met een winst van 600 guldens, stonden daar 200 van af voor de armen van het dorp.
Het Maas- en Waalgebied werd het zwaarst getroffen. In augustus bleken alle oogsten reddeloos verloren. Er kwam een commissie ‘tot inzameling en uitdeeling van liefdegiften, ten behoeve der Noodlydenden door den Watervloed in Gelderland’.
Gul
Leeuwarden gaf gul. In de hoofdstad werd 5683 gulden bijeengespaard. Een ‘aanzienlyke som’, aldus de voorzitter van het comité het voorjaar daarop, in een dankbetuiging aan het Friese volk.
Het comité sprak de wens uit dat het ‘edelmoedig voorbeeld’ van de Leeuwarders op het Friese platteland ‘soortgelijke gevoelens van mededeelzaamheid zal opwekken’.
In de maanden na de inzameling kwamen er nare geruchten op gang. Het geld zou niet goed zijn besteed. De voorzitter drukte ze de kop in. Hij sprak van ‘nadeelige geruchten’ die hij ervoer als ‘beleedigend voor het Vaderlandsch eergevoel’. In een open brief aan alle Friezen werden de roddels rechtgezet.
Van de gecollecteerde Friese penningen was hooi ingekocht voor de naderende winter. In de Alblasserwaard kregen mensen brood en voor het vee waren er lijn- en hennepkoeken.
Nieuw leed
Door aanhoudende regen en wassend water vanuit Midden-Europa was het leed nog lang niet geleden. 1817 was opnieuw nat en de zomer van 1818 was weer zo heet dat de hennepbouw mislukte. Het jaar erop knaagden veldmuizen al het gras van de weiden.
De zomer van 1816 ging uiteindelijk de boeken in met een gemiddelde etmaaltemperatuur van 14,1 graden Celcius.
Vulkaan
Pas ruim een eeuw later kwam er een mogelijke verklaring voor het slechte weer, dat niet alleen Nederland, maar heel Europa trof. Een uitbarsting van de vulkaan Tambora op het eiland Soembawa in 1815 zou er debet aan zijn geweest. Het was de grootste vulkaanuitbarsting in de geschiedenis.
Door voedselgebrek en ziekte kwamen in heel Europa 200.000 mensen om. Er brak op grote schaal tyfus en cholera uit. Volgens sommige verhalen scheen de zon dertien maanden lang nooit langer dan twee dagen achtereen.