Schaf na dyslexie en dyscalculie ook hoogbegaafd af
Ach, hadden in mijn tijd die begrippen maar bestaan. Dan was ik fijn dyslectisch, dyscalculisch en hoogbegaafd geweest. En was ik niet als domme en vervelende klier uit de klas van meneer Nobels gestuurd.
Door Wiebe PennewaardDe wiskundeleraar aan de middelbare school was een aimabele man. Tevreden aan zijn brandende pijp lurkend, in de jaren zestig rookten docenten nog blijmoedig tijdens de les. Met na elk nieuw brokje algebra of wiskunde vriendelijk rondkijkend de vraag of alle veertien leerlingen in het lokaal ook dit weer hadden begrepen. Steevast knikte ik dan instemmend mee, bevreesd voor een herhaalde uitleg van iets waar ik sowieso geen soep van kon koken.
Hoe sympathiek de man ook was, hij leed aan een syndroom waar ook enkele van collega's aan de Harlinger Stationsweg onder gebukt gingen. In de loop van het schooljaar richtten de lijders aan deze kwaal hun pedagogische blikken steeds sterker op de pupillen die de stof wel snapten of, in mijn ogen nog ergerlijker, zelfs boeiend vonden.
Waardoor bijvoorbeeld de scheikundelessen op enig moment uitsluitend nog nuttig waren voor de drie betreffende bollebozen. De resterende elf klasgenoten besteedden het uur aan achterstevoren gezeten propjes en papieren vliegtuigjes wegschieten, nuttige en dubieuze briefjes doorgeven, Ryam-agenda's volkliederen en het aanstaande schoolfeest voorbereiden. De excentrieke scheikundeleraar Rogge had hier vrede mee en liet om ons, dommerdjes, nog wat te plezieren soms iets chemisch in de schoolgracht ontploffen.
Ik was domweg niet slim genoeg
De wiskunde-opgaven van meneer Nobels kon ik wel lezen maar niet begrijpen. Terecht luidde de conclusie: ik was voor deze materie domweg niet slim genoeg. Nu zou dyslexie de diagnose zijn. De tabellen met algoritmen waren abracadabra voor mij. Opnieuw: te dom. Naar hedendaags inzicht: dyscalculie. Dus zat ik tijdens de uitleg vooral naar buiten te kijken, of speelde ik fluisterend Plons Boem, het duikbotenspelletje, met de mede-discalculus in de schoolbank naast mij. Toen: snel afgeleid, vervelend gedrag. Nu waren we beiden tot hoogbegaafden bevorderd.
Het deed er allemaal niet zo veel toe, in die derde klas. Wij wisten, net als meneer Nobels en zijn scheikundige vakbroeder, dat dit soort leerlingen vrolijk voor de a-kant zou kiezen. De laatste twee schooljaren zonder sinussen en cosinussen en periodieke systemen van chemische elementen, een heerlijk vooruitzicht. Dat de b-klanten minder bakten van de talen, aardrijkskunde, geschiedenis en andere alpha-kost, vonden wij dan weer niet zo heel slim. Maar dyslexie en hoogbegaafdheid bestonden als excuus hiervoor nog niet.
Zo'n dyslexiebewijs is profijtelijk
Vorig jaar toonden de onderzoekers van het tv-programma Rambam al feilloos aan hoe gemakkelijk een student in dit land officieel een verklaring van dyslexie kan bemachtigen. Zo'n bewijs is profijtelijk: het levert grote voordelen in de studie en financiering op. Deze week bonden drie hoogleraren de kat de bel aan. Dyslexie en -calculie zitten niet in een kind, maar in ons onderwijssysteem. Er wordt te weinig klassikaal geoefend. Er wordt niet meer gestampt, zoals dit vroeger gebeurde. Met het opdreunen van tafels. Met het om de beurt voorlezen van stukjes uit een tekst. Met het gezamenlijk leren hoofdrekenen, om inzicht te krijgen in de structuur van getallen.
Nederland is inmiddels Europees koploper in de dys-diagnoses. Met zo'n 15 procent diagnosticeerden op veel basisscholen, tegen elders gemiddeld ten hoogste 5 procent. Voor de betreffende scholieren en hun ouders is dat prettig. Het kind is dan immers niet langer 'iets minder slim', maar het lijdt aan een kwaal. Idem voor de oprukkende horden hoogbegaafden, met bijpassend afwijkend gedrag. Niet langer 'snel afgeleid' of 'klierig', maar slachtoffer van een erkende afwijking.
Het toppunt van geluk voor ouders met minder snel lerende of gemakkelijke kinderen is een combinatie van de drie diagnoses, liefst nog aangevuld met iets in het autismespectrum. Ik kom ze steeds vaker tegen. Ja, dan kan Japie er zelf echt helemaal niks aan doen. Laat staan de hiermee geheel gerustgestelde ouders. Ach, had dat in mijn tijd maar gekund. Na de terechte uitbrander van meneer Nobels en het gedwongen verblijf op de gang kreeg ik vervolgens thuis nog eens flink op mijn donder, eroverheen. En vond dit volstrekt logisch. Nu zou deze dociele instelling zwakbegaafd heten. En een handig rugzakje opleveren.
Laatst gewijzigd op 10-02-2017 om 22:14 uur