Waarom groeit toch altijd alles maar, in de natuur?
De natuur is best een aardige uitvinding. Zo'n kale boom die in de lente opeens verandert in een wolk van rose bloesem: grappig idee, lollig effect. Alleen zou niet alles altijd maar moeten willen groeien, in de natuur.
Door Wiebe PennewaardBedenk een hobby die slecht is voor je rug, waarvan je heel vieze handen krijgt, waarbij gereedschapjes roesten of kwijtraken, waarbij wat moet leven onverhoeds doodgaat en wat dood moet zich gestaag uitbreidt. Eh – modderworstelen in een dierentuin? Motorcrossen door oostelijk Cambodja? Alpinisme op de grootste vuilnisbelt van Buenos Aires? Fout. De enige narigheid die aan alle vier voorwaarden voldoet, heet tuinieren.
De eerste mens met een eigen lapje grond naast zijn doorzongrot ging hier iets eetbaars verbouwen. Verstandig. En de neanderthaler met een hekel aan moestuinen, die een vijver voorstelde met een boogbruggetje en een border met begonia's, werd hartelijk uitgelachen en daarna doodgemaakt. Zulke rare ideeën moesten binnen de perken blijven, met het oog op de voedselvoorraad voor de winter, en perken hadden toen ook nog een heel andere betekenis.
Iets grappigs met bomen en gras
Pas tweeduizend eeuwen later waren een paar voormalige grotbewoners zo rijk geworden dat ze naast hun kasteel het lapje grond van vijf hectare niet nodig hadden voor aardappelen, boerenkool en bonen. Ze bestelden een tuinman en lieten die iets grappigs met bomen en gras en bloemenstroken bedenken. Hier ging het mis. Hun iets minder rijke tijdgenoten gingen de parkachtige flauwekul nadoen op hun lapje grond van 35 vierkante meter.
Het resultaat was een flutgazon, één boom en een border met blauwbloeiende bloemetjes. Op het grasveldje moest dan natuurlijk nog wel het fietsenschuurtje een plek krijgen, en het tafeltje met vier tuinstoelen, de zandbak voor de kleintjes en de droogmolen. Dus werd nog wat gras opgeofferd aan een miniterras en een paadje voor droge voeten in de herfst naar de fietsen.
Appie met z'n nepmoestuintjes
Het duurde niet lang of de commercie zag handel in dat merkwaardige gepruts. Hoveniersbedrijven, tuincentra, bouwmarkten, tot aan Appie met z'n ellendige nepmoestuintjes toe, prezen hun ingrediënten en hulpmiddelen aan voor een hoogst persoonlijke groene hoek. In tv-programma's toverden manische ontwerpers rommelhoeken om tot sfeervol bedoelde groene openluchtshowrooms. De blokhutbouwers, zithoekverkopers, lichtdecorateurs, handelaren in zwarte tegels en de buitenkeukenbranche volgden gretig.
In de afgelopen paar fraaie dagen hebben we de tuin zomerklaar geploeterd. Zodat ik nu last heb van m'n rug, de laatste modder nog onder de nagelranden zit, het tuingereedschap roestig bleek of zelfs domweg foetsie. Na deze fleurige start gaan we zes maanden strijden tegen alle ongewenste fauna en flora. Beestjes die de boel behappen, braam, brandnetel en berenklauw. Daarna moet de tuin weer winterklaar worden gezwoegd. Nee, de natuur is best een aardige vondst. Maar de uitvinder had er iets langer over moeten nadenken.
Laatst gewijzigd op 01-04-2017 om 08:48 uur