Jazz in Leeuwarden: de toeter voorop
Jazz heeft van oudsher een (groot)stedelijk gezicht. Natuurlijk wordt er tegenwoordig ook wel jazzy geïmproviseerd in dorpszaaltjes, desnoods in een ontruimde zomerse stal – de grenzen tussen stad en platteland zijn immers knap vervaagd – maar toch heeft jazz in Friesland nog steeds wel iets paradoxaals.
Door André KeikesDe Stichting Hothouse Redbad organiseert al veertig seizoenen lang jazz-concerten in Leeuwarden. Dat staat gelijk aan meer dan vijfhonderd optredens. Niet niks, zeker als je dus uitgaat van dat stedelijke gezicht van de jazz. Leeuwarden is New York niet en het geïnteresseerde publiek is hier dus navenant beperkter. Maar dan toch zo lang een imposante rij concerten verzorgen is een prestatie.
Ooit kleinschalig begonnen in muziekcafé De Brouwershoeck, in de voor niet ingewijden lastig vindbare Poststraat in Leeuwarden, groeide de jazzstichting in de loop van de jaren uit tot een serieuze club, die onder eigen vlag in de Harmonie een plek vond. Zeker de ‘nieuwe’ Harmonie bood wat een klein café niet kan bieden, maar het verloor ook wel wat van zijn ‘imperfecte charme’, een ontwikkeling, zoals je die overal ziet.
Kleine theatertjes
In Utrecht werden enkele jaren geleden alle kleine theatertjes onder dreiging van subsidiekorting bijeengedreven in het nu al met grote financiële problemen kampende megamuziekcentrum Vredenburg. Weg aangename kleinschaligheid, prettig gescharrel door straatjes en steegjes. Het prettig flodderige Amsterdamse Bimhuis werd opgenomen in het enorme Muziekgebouw aan het IJ.
In Leeuwarden kwam Hothouse Redbad dus terecht in de nieuwe stadsschouwburg, terwijl je jazz in Leeuwarden ook zou kunnen voorstellen in het voor het eerst sinds jaren wat toegankelijker geworden historische biljartgebouw De Friesche Club. Je ziet het al voor je: de biljarts verdwijnen voorafgaand aan een concert geruisloos onder de vloer, waarna het hameren, brushen en blazen begint.
Verweesd
Jazz in een grote hedendaagse schouwburg is toch altijd weer enigszins een compromis met andere theatervoorstellingen. Alleen al die vermenging met immer grijnzende cabaretbezoekers of nette toneelvrienden. Zoals popmusici niet langer wat aanklooien tot het wat wordt, keurige opleidingen volgen en in gesubsidieerde poptempels optreden, zo is het ook de ooit recalcitrante jazz vergaan. Muzikaal is dat alleen maar winst gebleken, de jazzromanticus voelt zich echter wat verweesd.
In 1982, toen Hothouse nog een club van liefhebbers was zonder al te veel ervaring in organisatie van concerten, mocht er nog wel eens wat misgaan. Zoals sprekers doorgaans hun bakje dia’s lieten vallen voorafgaand aan een spreekbeurt, om ze er niet meer op de juiste manier in terug te kunnen zetten, zo zaten de jazz-stekkertjes en -snoertjes destijds wel eens verkeerd, deed een lamp het niet of kwam de geboekte artiest veel te laat binnen. Gaf niks, dat hoorde erbij, werd gewaardeerd zelfs.
Geregeld kwamen zelfs grootheden in De Brouwershoeck spelen, de ooit befaamde Britse jazz/soul-groep The Peddlers bijvoorbeeld, met de van een dreunend Hammond-orgel voorziene Roy Phillips. Een trio dat eind jaren zeventig echter al knap op z’n retour was, maar toch. De heren wisten de Poststraat dan toch maar mooi te vinden.
Professionaliteit
Tegenwoordig is Hothouse Redbad een club van ervaren mensen, die het klappen van de zweep kennen. Iedereen komt op tijd, op geluid en belichting valt niks meer aan te merken, het nette, vaak wat oudere publiek heeft zijn kaartjes al keurig betaald aan de kassa van de schouwburg en na afloop wachten thuis de dappeltjes met bloemkool dan wel het glaasje port. Gaat er ondanks al die professionaliteit en zorgvuldigheid van de organisatie, dan toch nog iets niet helemaal volgens plan, dan moet dat wel liggen aan een slechte nacht van de optredende artiest.
Zoals op 21 oktober 2006 toen de Antilliaanse jazzpianist Randal Corsen zich tijdens een subtiele solo langzaam maar zeker steeds meer begon te ergeren aan geluiden bij de ingangsdeur van de zaal. Hij, en daarmee ook zijn quartet, staakte na enige tijd abrupt zijn spel, beende naar de plek waar iemand kennelijk respectloos voor zijn superieure tonen aan het klooien was, maakte behoorlijk getergd, maar onverstaanbaar voor de zaal, zijn punt en ging vervolgens doodleuk verder waar hij gebleven was. Er zijn grenzen, ook voor jazzpianisten, die, zou je zeggen, wel aan wat stedelijk rumoer gewend zouden moeten zijn.
Liefde voor toeter
Jazz in Leeuwarden blijft een fenomeen, waarbij de liefde voor de toeter in het oog springt. In vrijwel geen concert ontbreken blazers, terwijl jazz het wel vaak, maar niet per definitie van trompetten, saxen en trombones hoeft te hebben. De rij beroemde jazzpianisten, gitaristen, combo’s en vocalisten, waar geen toeters bij om de hoek komen kijken, is lang.
Was vorig jaar alleen het Trio Peter Beets, met zang van Mathilde Santing, een uitzondering, komend seizoen biedt slechts het fascinerende trio van de Cubaanse pianist en componist Ramon Vallé op 5 maart een avond zonder blazers.
Bijna was er een tweede concert zonder blazers geweest, namelijk op 27 november dat van gipsygitarist Robin Nolan en zijn trio – wie geluk had, kon hem de afgelopen jaren soms tegenkomen op de Noordermarkt in Amsterdam –, maar saxofonist Maarten Hogenhuis komt die late herfstavond als speciale gast toch nog blazen. Niks mis mee, schitterend zelfs, maar het blijft opmerkelijk dat de toeter altijd zo prominent aanwezig is bij good old Hothouse Redbad.
Laatst gewijzigd op 26-06-2016 om 18:48 uur