Schilderkunst in Friesland als bewijs van evidentie
De expositie FRYSK over een eeuw Friese schilderkunst in Museum Belvédère levert veel bewijzen: dat Friese musea kunnen samenwerken, dat provinciale steun voor beeldende kunst in Fryslân evident is en dat er veel bijzonders van honderd kunstenaars is te zien.
Door Bert de JongPrecies op het moment dat de jubel over het feestjaar van Culturele Hoofdstad LF2018 wat verstomt, de gemoederen oplaaien over de nieuwe provinciale cultuurnota Kultuer oan ‘e Kime, is er in Museum Belvédère in Oranjewoud het bewijs waar het om draait: de tentoonstelling FRYSK over een eeuw Friese schilderkunst.
De expositie over honderd jaar schilderkunst in Friesland heeft volgens museumdirecteur Han Steenbruggen niet de pretentie van volledigheid, maar toont wel een mooi overzicht van wat kunstenaars als Jan Mankes, Jentsje Popma, Gerrit Benner, Jeanne Bieruma Oosting en Piet van der Hem hebben gemaakt.
De tentoonsteling FRYSK is “het slotakkoord van Culturele Hoofdstad 2018”, zegt Steenbruggen. Hij is in zijn nopjes met wat dit feestjaar voor het museum heeft gebracht. Alleen de tentoonstelling van Giorgio Morandi heeft maar liefst 27.000 bezoekers getrokken. In andere jaren kon het museum jaarlijks rekenen op zo’n 50.000.
In zijn ogen is er geen betere plek voor de tentoonstelling FRYSK dan Museum Belvédère. Hij roemt de samenwerking die er is ontstaan met het Fries Museum om deze tentoonstelling mogelijk te maken. Er zijn dertig werken uit de collectie van het provinciaal museum benut. “Dit is samenwerking zoals het zou moeten zijn.”
Pleidooi
Het is overigens samenwerking zoals door het provinciaal bestuur al langer wordt gepropageerd en ook door de Raad voor de Cultuur eerder is bepleit. Het is nog net niet dat er is gedreigd met financiële consequenties, maar sturing was er wel. Voorzitter Evert-Jan Rotshuizen van het Oranjewoudster museumbestuur is blij dat zijn bede eindelijk is verhoord. Nu nog extra financiële en vooral structurele steun van de provincie voor zijn museum, maar dat is een zaak voor na de provinciale verkiezingen.
Aan directeur Kris Callens van het Fries Museum de bijzondere eer om op 13 december 2018 in Museum Belvédère de tentoonstelling FRYSK te openen, als een soort illustratie van opperste verbroedering. Hij voelt geen animositeit. “Het is zeer goed voor Friesland dat Fries Museum en Museum Belvédère er zijn. Samen kunnen we de beeldende kunst in Friesland op de kaart zetten. Het stelt ons in staat om complementair te zijn. We gaan samen veel betekenen voor beeldende kunst.”
Het is als een schot voor de boeg voor de Friese politici die voor het eind van het jaar de cultuurnota Kultuer oan ‘e Kime vaststellen, waarin opmerkelijk genoeg heel weinig over de beeldende kunst staat geschreven. Dat verontrust menigeen, ook Callens. “Het is evident dat beeldende kunst hoort in de nieuwe culturele basisinfrastructuur van de provincie.”
Spiegel
Kunsthistoricus Huub Mous heeft de politici daarover al wakker geschud. Hij heeft ze gewezen op de nota ‘Zichtbaar van Waarde’ van de Raad voor Cultuur. Daarin staat de essentie volgens hem: “Beeldende kunst kan een spiegel zijn die ons confronteert met onze normen en waarden”.
Bovendien is Mous verwonderd en boos dat de provincie niet ruimhartiger steun verleent aan Museum Belvédère, terwijl dit museum al jarenlang voor de beeldende kunst in deze provincie een podium biedt, precies zoals initiatiefnemer Thom Mercuur het had bedoeld.
De tentoonstelling FRYSK laat zien dat beeldende kunst bijdraagt aan de Friese identiteit en cultuur. Daarmee is het het erfgoed van morgen. Musea voor beeldende kunsten, zoals Museum Belvédère in Heerenveen en het Jopie Huisman Museum in Workum en ook het Fries Museum trekken veel toeristen en bezoekers. Veel politieke partijen willen beeldende kunsten daarom ook in het nieuwe provinciale beleid terugzien.
Autodidact
Elk nieuw beleid uit het Friese Provinsjehûs is nu overgoten met een saus “fan ûnderop” en van “mienskip”. Een eeuw geleden zouden kunstenaars niets liever willen. Er was geen kunstopleiding in Friesland en nauwelijks een kunstmarkt. Het succes dat Jan Mankes uit De Knijpe uiteindelijk smaakte was te danken aan een Haagse kunsthandelaar. Zoveel anderen hadden dat geluk helemaal niet.
De wereld van de beeldende kunst was verdeeld in fervers (schilders) en keunstners (kunstenaars). Het waren vooral autodidacten die zich op een eigen wijze bekwaamden in de kunsten. De plaatselijke huisschilder was een mooie eerste stap voor huisvlijt.
Voor een boerenzoon als Ids Wiersma lag vanwege zijn handicap geen toekomst in het boerenwerk. Na zijn studie aan de Haagse academie heeft hij het agrarisch leven in verf en penseelstreken geschetst. De schoenmakers Thijs en Evert Rinsema werden beïnvloed door Theo van Doesburg. De dorpssmid Ruurd Wiersma heeft in Burdaard naam gemaakt met zijn naïeve kunst.
“Schilders van allerlei pluimage en stijlen en richtingen zijn samengebracht’, zegt Steenbruggen. Conservator Susan van den Berg heeft de tentoonstelling ingericht en een dik boekwerk geschreven, waarin een overzicht wordt gegeven van een eeuw schilderkunst in Friesland. Het varieert van traditioneel tot modern, figuratief en abstract en is een verzameling van grote namen en kleine meesters.Pikant: het eerste exemplaar is voor Jentsje Popma (1912), de schilder voor wie het Fries Museum geen overzichtstentoonstelling wilde maken.
Laatst gewijzigd op 14-12-2018 om 21:44 uur