Boeren in de etalage van de samenleving
De harde kritiek van burgers op de kaalslag van het Friese platteland kon niet uitblijven na de ongebreidelde groei van de melkplas en bijbehorende meststroom door het verdwijnen van het melkquotum. Vooralsnog reageren boeren op ouderwets defensieve wijze.
Door Nico Hylkema'Kening fan de Greide' heet het burgerinitiatief dat aandacht vraagt voor de teloorgang van het ooit kleurrijke landschap. Trekvogelbioloog Theunis Piersma verwoordt al een hele tijd het gevoel over het huidige weidelandschap met de term ‘landschapspijn’. Verontruste burgers, boeren, wetenschappers en zuivelmakers stellen sinds 2012 de vraag wat Nederland is zonder haar weidevogellandschap? Zij ijveren voor een toekomst waarin een gezond en renderend boerenbedrijf hand in hand gaan met natuur, biodiversiteit en genietende mensen.
De vraag dringt zich op van wie het platteland eigenlijk is. Voor de boeren zal die vraag gemakkelijk te beantwoorden zijn: ,,Fan ús. Wy ha der foar betelle.’’ Dat is inderdaad een beetje problematisch. Zeventig procent van de Nederlandse grond is in handen van boeren. Ooit sneefde een regering over een verandering van de grondpolitiek. Maar dat wil nog niet zeggen, dat boeren geen rekenschap hoeven af te leggen over het beheer. Oud-landbouwminister Cees Veerman sprak ooit de nu bijna profetische woorden: ,,U boert in de etalage van de samenleving.’’
Decennia hebben boeren hun gang kunnen gaan. Gestimuleerd door de Rabobank, landbouwwetenschap, veevoerconsulenten en politiek, zetten ze een beleid in van grondwaterpeilverlaging, egalisering van het land en vervanging van oude grassoorten door eiwitrijk raaigras. De gevolgen zijn er naar.
Wetenschappers wijzen er al langer op, dat de biodiversiteit in melkveegebieden onder druk staat. Inmiddels verschijnen er verontrustende rapporten, dat er van die biodiversiteit weinig over. In Friesland zelfs minder dan 15 procent. En dan hebben we het alleen nog maar over wat zichtbaar is. Het bodemleven is bijkans vernietigd. Is het Friese land nog te redden, is ook de vraag voor Piersma.
Het loslaten van het melkquotum gaf het laatste stootje aan de gelijkschakeling van het land. Voorheen met rust gelaten hoekjes weinig waardevol land werden nu bij de raaigraswoestijnen getrokken om maar voldoende mest kwijt te kunnen. Alom verrezen industriële bedrijven als puisten aan oude boerderijen. Nee, het platteland is niemandsland geworden.
'Nooit meer honger'
Hoe het zover heeft kunnen komen is een complex vraagstuk. Natuurlijk was er de naoorlogse landbouwpolitiek in het teken van ‘nooit meer honger’. Daarin was geen ruimte voor zorgen over het landschap. Dat zelfs de architect Sicco Mansholt op latere leeftijd terugkwam van dit heilloze pad van schaalvergroting en intensivering van de landbouw, werd niet echt serieus genomen.
Onder boeren was de nieuwe gemechaniseerde melkveehouderij de nieuwe norm. Als een olietanker stoomde de sector door, slechts met moeite een beetje bij te sturen. Wat hielp was de volstrekte desinteresse van het Nederlandse publiek in het platteland. Waar in de omliggende landen nog ouderwetse liefde voor het land van de voorvaderen leefde, was dit in Nederland bepaald niet het geval.
Niemandsland
Onderzoeken wezen de vorige eeuw al uit, dat alleen ouderen het platteland nog waardeerden. Jongeren hadden er niets meer te zoeken. Nieuwkomers moesten een beetje lachen om de Nederlandse natuur, waar ze in hun thuisland woeste gebieden kenden. Nee, dat platteland is een niemandsland geworden waar we doorheen rijden van A naar B en zo nu en dan om ons heen kijken en denken: goh wat is het hier mooi groen.
Voorheen staatssecretaris Henk Bleker noemde de groene woestijn toch ook natuur. Wanneer in Menaldum boer Visser een enorme melkveestal laat bouwen en de wens van landschapsadviseur ‘De Nije Pleats’ lachend ter zijde schuift om de stal toch ietsje anders te situeren vinden de omwonenden het nog mooi ook.
Weidevogels
Ja, de oude bewoners van het platteland – ook de niet-boeren – zijn langzaam vergroeid met de veranderingen en willen niets horen van die ‘stadse’ praatjesmakers. Dat de weidevogels zo goed als verdwenen zijn, ligt aan roofvogels en andere roofdieren. Niet aan de boeren, die gekwetst reageren op de kritiek en in oude reflexen schieten.
De wereld moet worden gevoed, zo luidt het oude verweer. Dat melk daarin geen hoofdrol hoeft te spelen, wil er niet in. Wij zijn ondernemers, roepen de moderne boeren, hetgeen hen is aangepraat door banken en standsorganisaties. Daar valt wel wat op af te dingen, een echte ondernemer zou de geringe rendementen op het kapitaal niet accepteren. Nog afgezien van de schade aan het milieu.
Alle boeren? Nou nee, er is een groeiend aantal dat genoeg heeft van de race naar de bodem. Die wel degelijk zorg hebben over het verdwijnen van de weidevogels en de verarming van de bodem. Alleen blijven ze steken in gesleutel in de marge en pakken ze de echte problemen niet aan, zoals het grondwaterpeil en het helse raaigras. Ja, hoekjes van het land krijgen kansen en mooi kruidenrijk grasland bloeit. Maar zoden aan de dijk zet het niet.
Biologisch boeren
Daartoe moet je een stapje verder zetten. Biologische boeren weten inmiddels dat het anders kan. En nog financieel aantrekkelijk ook. Niet dat de biologische melk nu zoveel beter is, maar het land waarop deze boeren werken keert langzaam weer terug naar de oude staat. Het is even zwaar tijdens de omschakeling en het biologisch boeren vraagt meer vakmanschap, maar de resultaten zijn er naar.
Export
Maar wij zijn een exporterende sector, roepen de gangbare boeren in koor. Dat kan met biologische melkveehouderij niet. Tja, het zijn altijd echte exporteurs geweest en ook altijd met de ogen gericht op die export en gesloten voor de binnenlandse gevolgen. Ooit ging het goede de grens over en bleef Nederland achter met verwaterde melk, slechte boter en stopverfkaas.
Dat mag nu veranderd zijn, de productiegroei na de afschaffing van het melkquotum, daar zat niemand op te wachten. De eigen coöperatie moest wel mee in het verhaal, dat de vraag wereldwijd zou groeien, maar twijfels waren er ook. En dus zijn er nu weer melkpoeder- en boterbergen door de overproductie en lage prijzen.
Failliet
Feitelijk is de gangbare melkveehouderij bijna failliet. Als de Europese subsidies – een substantieel deel van het inkomen – zouden verdwijnen zou een groot deel van de melkveehouderij het loodje leggen. Stemmen daartoe gaan nu wel op, zelfs van onze eigen staatssecretaris Martijn van Dam, die alleen nog subsidie wil voor boeren die iets natuurlijk terug doen.
Cijfers van het CBS wijzen uit, dat de bijdrage aan de Nederlandse economie ook weer niet zo groot is, als de sector zelf altijd beweert. Trekken we de bloementeelt, akkerbouw en doorvoer af van de agrarische economische bijdrage, blijft er verdraaid weinig over. Alleen in typische agrarische gemeenten draagt de sector nog bij aan de werkgelegenheid, voor de rest is het te verwaarlozen.
De Nederlandse melkveehouderij zal nu moeten kiezen. Doorgaan op het heilloze pad van schaalvergroting voor een wereldmarkt met sterk schommelende prijzen, met banken die op hun nek zitten en een groeiende vijandigheid van de burgers, is niet aantrekkelijk. Toch lijkt de meerderheid vooralsnog niet van zins te veranderen.
Dit tot schade van de goedwillende boeren, die straks de beperkende maatregelen ook in de beurs zullen voelen. En als de klad er echt in komt, wat gebeurt er dan met het – veelal door de Rabobank verstrekte – kapitaal in grond en boerderij? Voor de bank zal het een klap betekenen, die ze wel weer te boven komt.
Drama
Voor de boeren wordt het een persoonlijk drama in de vele familiebedrijven. Investeerders zullen de grond wel opkopen tegen bodemprijzen. Grond zal altijd waarde houden in een klein land als Nederland. Maar misschien is er voor die boeren(zonen) wel een uitweg. Niet langer in de strop van de vele bankleningen hangen, gewoon als pachter op grond van financiële instellingen werken op een aangepaste wijze. Ja, dat zal meestal biologisch zijn.
Het zou wel eens kunnen, dat deze transitie goed uitpakt. De eigen coöperatie zal af zijn van de geldverslindende verwerking van het teveel aan melk in kaas en melkpoeder en wellicht financieel alleen maar garen spinnen bij een gezonde maar veel kleinere melkveehouderij. En heel misschien zal Nederland dan weer een klein beetje gaan houden van zijn platteland.
Als de wereld echt zoveel melk wil – hetgeen te betwijfelen valt – dan zijn er genoeg landen met veel meer grond, die hierin kunnen voorzien. Veel eraan verdienen zullen ze niet. Maar voor de echte diehards onder de gangbare Nederlandse boeren liggen er mooie kansen. De zaken omdraaien heet zulks. Nu moeten Nederlanders naar het buitenland voor een beetje mooie natuur. Wellicht dat straks veel boeren het land uitgaan om hun hobby te bedrijven. Ze hebben al vele voorgangers.
Laatst gewijzigd op 20-06-2016 om 17:14 uur