Veel kleiner offer Friese automobilisten
Autobezitters in Fryslân hoeven vanaf 2016 minder te betalen voor hun heilige koe. Een ommezwaai van de Friese politiek. In 2016 offeren de Friese autobezitters landelijk bijna het minst, maar ze waren lang topper. Alleen krijgt niet iedereen het voordeeltje tegelijk.
Door Bert de JongHet is een druppel op de gloeiende plaat. Maar de begrote €68,2 miljoen die de Friese autobezitters in 2015 aan zogeheten opcenten ophoesten, het is voor politici een goudmijn. Over dat geld zijn ze namelijk zelf de baas. Dus de verleiding is groot.
De provincie Fryslân staat in 2015 tweede in het belastingranglijstje van het Centraal Bureau voor de Statistiek, vlak achter koploper Zuid-Holland. In 2016 is het anders. Fryslân staat net niet onderaan: in Noord-Holland is het tarief nog iets lager.
De politieke partijen in Fryslân hebben in de afgelopen tien jaar de belastingdruk fors opgevoerd. Ze hebben een excuus, want de meerderheid van de Friese Statenleden heeft in de afgelopen jaren flink willen investeren in wegen. Nieuwe wegen kosten geld, zowel voor aanleg als onderhoud.
De Centrale As, de nieuwe snelle verbinding naar Dokkum, is zo’n project. Menig Fries Statenlid is jaren geleden gezwicht voor het pleidooi voor een extra verhoging van het provinciale deel van de motorrijtuigenbelasting. Zo kon de provincie ook de verdubbeling van de gevarenweg N381 tussen Drachten en Donkerbroek in gang zetten.
De Friese autobezitters betalen volop mee aan deze verbeteringen van het Friese wegennet. Zo beschouwd is het een goed uitgewerkte baatbelasting. Zij die van de wegen profiteren, betalen er ook aan mee. Het zijn miljoenen verslindende projecten waartoe Provinciale Staten hebben besloten, dus ook dan is die €59 miljoen snel besteed.
Veel geld in wegen
Feit is dat de provincie Fryslân veel geld steekt in asfalt. Feit is ook dat Provinciale Staten daarvoor nu een flink hogere rekening bij de autobezitters neerleggen dan in het verleden. In 2005 was het provinciebestuur nog trots dat het op dit punt lagere lasten berekende. Toen streek de provincie nog maar€36 miljoen op van de Friese autobezitters. In het jaar 2000 was Fryslân nog de goedkoopste van alle provincies.
Het provinciale deel van de motorrijtuigenbelasting is het speeltje van politici. Provincies zijn afhankelijk van de rijksoverheid als het om centen gaat. Maar om provincies eigen keuzes te kunnen laten maken, zijn er de opcenten. Provinciale Staten mogen zelf de hoogte bepalen. Wel tot een maximum dat van rijkswege is bepaald. Nu is het zo dat ongeveer een derde deel van de opbrengst van deze belasting in de provinciekas vloeit.
Het klinkt leuk als Fryslân de belastingcenten van de autobezitters steekt in aanleg en onderhoud van wegen. Maar de provincie hoeft dat niet te doen. Ook als het in de algemene kas vloeit, is er volgens de wet geen probleem. Hoogstens dat de Statenleden iets hebben uit te leggen over het nut van deze belastingheffing.
Wegen zijn altijd een aantrekkelijk onderwerp in politieke strijd. Politici kunnen tenminste twisten over iets concreets. En beter, het valt de kiezers duidelijk te maken. Het scoort beter dan de vage contouren van streekplannen, ambtelijke vergezichten of welzijnsnota’s.
Dus had het CDA in Fryslân in 2014 bij de presentatie van het verkiezingsprogramma als hard punt dat de wegenbelasting wel €20 miljoen omlaag kan. Er is genoeg geïnvesteerd in het Friese wegennet. Overigens moet opgemerkt dat het CDA, tot 2011 altijd vertegenwoordigd in het college van Gedeputeerde Staten, mede verantwoordelijk is voor de reeks forse verhogingen sinds 2000. Het was in het bijzonder CDA-gedeputeerde Sjoerd Galema die een verhoging van de opcenten bepleitte om daarmee de Centrale As te kunnen financieren.
Ook de VVD stelt zich op het standpunt dat het afgelopen moet zijn met de lastenverhogingen voor de Friese autobezitters. D66 vindt dat Fryslân nu te hoog zit met provinciale autolasten en zet in op verlaging. Ook PVV en SP zitten op die lijn. De meeste andere partijen achten zich gebonden aan de afspraken over de financiering van de in de afgelopen jaren afgesproken wegenprojecten.
De coalitiepartijen PvdA en FNP trekken hierin gezamenlijk op. Het is kort gezegd de prijs die wordt betaald voor investeren in wegen en daar staan ze voor. Fryslân vraagt veel meer van de autobezitters dan andere provincies. Het zit bijna tegen de grens van het wettelijk maximum. Het is een politieke keuze om dit offer van de burgers te vragen. Tien jaar geleden zat Fryslân nog op iets meer dan de helft van dit wettelijk maximum. Het kan ook anders: de provincie Limburg besloot ook tot verlaging van de provinciale wegenbelasting.
In totaal betalen de Nederlandse autobezitters in 2015 €5,5 miljard aan motorrijtuigenbelasting. Het grootste deel, bijna €4 miljard, is voor het Rijk. De provincies krijgen de rest. Van die €1,5 miljard is de €68 miljoen voor Fryslân een schijntje. Ondanks de lagere lasten voor de Friese automobilisten is de verwachting dat er landelijk €100 miljoen extra motorrijtuigenbelasting in de schatkist rolt. Het Rijk heeft het tarief voor zijn aandeel in deze belasting in 2015 0,9 procent laten stijgen, in 2016 is de verhoging 2,4 procent.
Perverse prikkel
Eigenlijk was het een perverse prikkel die het Friese provinciebestuur heeft aangemoedigd om veel meer geld van autobezitters te vragen. Het is de rijksoverheid die provincies hierin in de klem heeft. Een provincie die de eigen burgers niet mee laat betalen, hoeft niet op extra geld van het Rijk te rekenen. Sterker nog, een provincie moet dan maar de eigen reserves aanspreken, of zou zelfs het risico van korting op de rijksuitkering voelen.
Bovendien was er de vrees dat Fryslân in de toekomst de onbenutte belastingcapaciteit niet alsnog zou kunnen inzetten. Dit zou lastig zijn, want de opcenten zijn voor een provincie de enige mogelijkheid om offers van burgers te vragen. Het is het enige eigen geldpotje. Voor de rest is een provincie financieel afhankelijk van het Rijk.
Aangescherpte regels
Dit was schrikken op het Provinsjehûs. Daar was men na het uitbreken van de financiële crisis in 2008 in de wolken met de opbrengst van ruim €1,2 miljard uit de verkoop van het aandeel in het energiebedrijf Nuon. De aangescherpte overheidsregels ten aanzien van de buffers van provincies en gemeenten misten echter hun uitwerking niet.
Gestaag klimt Fryslân sindsdien naar de hoogste tree van de belastingladder. Het mag niet in één keer, zo is het wel bij wet geregeld. Dus is er sindsdien steevast ieder jaar een verhoging doorgevoerd. Bedoeld voor wegen, zo zuiver blijft het wel beargumenteerd. Maar waarmee de politici en bestuurders wel de ruimte hebben om andere euro’s uit het provinciebudget voor bijzondere zaken in te zetten. 
Nu is er een streep gezet. Er waait, onder aanvoering van het CDA, een nieuwe wind door het Provinsjehûs. Het CDA wilde de verkiezingsbelofte om de opcenten te verlagen waarmaken en had daarvoor de VVD onmiddelijk aan zijn zijde en later ook FNP en SP. Het lijntje brak met de PvdA, toch altijd trouwe partner in het college van gedeputeerden.
Laatst gewijzigd op 17-12-2015 om 11:56 uur