Medisch muntje met bloederig verhaal
Afgeschreven munten waren vroeger overal handig voor. Als medisch instrument bijvoorbeeld. Het Landbouwmuseum in Earnewâld stelt er eentje tentoon.
Door De RedactieHet is een zilveren schelling, verzaagd tot een tongschraper. Boeren sneden er in perioden van veepest de blaren mee kapot op de tong van hun koeien.
Verzaagde schellingen zijn een zeldzaamheid. Tien jaar geleden was de conservator van het Nederlandse Geldmuseum er nog naarstig naar op zoek.
Terwijl er in de zeventiende eeuw toch heel creatief met oud geld werd omgegaan. Afgeschreven duiten waren het meest gewild. Daar werd een kwart uitgezaagd. Zo werd de duit een hulpmiddel voor de chirurgijn.
Af en toe duiken verzaagde duiten op in de boedels van vergane VOC-schepen. Er werd veel gevaren in die tijd en er braken nare ziektes uit aan boord. Scheurbuik was de meest gevreesde.
Naast een algehele lamlendigheid waren de eerste symptonen bloedend tandvlees en blaren op de tong. De zeelieden konden van de pijn amper eten van het harde scheepsbeschuit.
Bloed en pus
De chirurgijn kwam met zijn muntje. Met de zaagtanden sneed hij de blaren kapot. Meestal had hij een gat in de duit geboord waardoor alle bloed en pus kon weglopen. Om de pijn te verzachten moest de scheurbuiklijder daarna kauwen op bieslook of ui.
De chirurgijnen hadden het gebruik van de muntjes afgekeken van de Romeinen. Die wisten al hoe dat moest.
Later werd de muntkennis overgebracht op de boeren. Het Landbouwmuseum ontdekte dat in het boekwerkje ‘De Friesche stalmeester en koeijen-dokter’ uit 1772 het creatief gebruik van oud geld al wordt aanbevolen.
‘En zoo dra men één of meer blaaren op de tong gewaar word, moet men door schraaping met een plat Yzer, waar aan fyne tanden gevyld zyn, doen barsten; doch een stuk plat zilver word hier toe veel beter geacht.’
Antiseptisch
De zilveren schellingen waren het beste, beter dan een koperen duit. Van zilver wist men dat het een antiseptische werking had, anders dan koper. De koe zou de ingreep eerder overleven. In het gaatje van de munt werd een stokje geschoven zodat de boer er makkelijk bij kon.
Bijna nooit worden dergelijke tongblaarschrapers teruggevonden. Een aantal jaren geleden dook in Den Bosch een driestuiverstuk op dat was verzaagd tot tongblaarinstrument. Het gebruikte muntje was in 1622 geslagen in Bourgondië.
De Arendschelling van Achlum dateert uit 1650. Een schelling werd destijds uitgeven in Zwolle, Kampen, Friesland, Nijmegen, Batenburg, Kleef en Thorn. Meer smaken waren er niet.
Arendschellingen zijn gewild op allerlei verzamelaarsforums. In de regio Kampen en Zwolle duiken ze soms op. Gave exemplaren worden verhandeld voor 125 euro per stuk. Gekartelde exemplaren zijn er nooit bij.
Bekkesnijden
Kon je vroeger nog meer met afgeschreven muntjes? Ja hoor. Een spelletje: bekkesnijden.
Dat was al net zo bloederig als het blarenverhaal. Bekkesnijden was een vechtspel dat voor de kroeg in zekere mate van dronkenschap werd gehouden. Je kon het met een mes spelen, maar ook met een verzaagd muntje. Het was de kunst de tegenstander er zo snel mogelijk tot bloedens toe mee te verwonden in het gezicht.
Er zijn tijden geweest dat bedreven bekkensnijders met veel littekens in het gezicht als held werden gezien. Ze maakten zich populair bij de dames. Het spel werd in de zeventiende eeuw verboden. Tot in de achttiende eeuw werd het stiekem gespeeld.
De verzaagde muntjes voor het bekkesnijden zijn meestal van koper en hebben geen gat. Daarom weet het Landbouwmuseum dat de vondst uit Achlum toch echt een tongblaarschraper moet zijn geweest.
Laatst gewijzigd op 25-08-2015 om 12:46 uur