Prins Hendrikbrug in Leeuwarden weer open: kosten €4,5 miljoen
Bruggen zijn een geliefde metafoor voor tijdsperioden. Terug naar vroeger kan en hoeft niet, maar je mag best eens een stomme fout herstellen. Zoals de Prins Hendrikbrug in Leeuwarden. Kosten maximaal €4,5 miljoen.
Door André KeikesEr zijn op voorhand heel veel bezwaren. De doorstroming van het autoverkeer door de stad Leeuwarden lijdt eronder. De kosten. Want wie moet dit betalen? Dan zal de gemeenteraad van Leeuwarden toch €4,5 miljoen bijelkaar moeten sprokkelen. Dit is een lastige keuze. En als de raad dit voorjaar genereus wordt, dan zal het niet eerder dan na 2018 zijn dat de brug open kan. Maar dan is het feest van Culturele Hoofdstad al voorbij.
Leeuwarden had ooit vijf monumentale ijzeren draaibruggen op een rij. De Tweede Kanaalsbrug, de Eerste Kanaalsbrug, de Beursbrug, de Prins Hendrikbrug en de Verlaatsbrug. Alleen de Eerste Kanaalsbrug is er nog over in min of meer ongeschonden vorm, al staan er tegenwoordig wel moderne slagbomen voor. De andere zijn in de jaren vijftig en zestig vervangen als gevolg van de toename van het verkeer.
Die oude Eerste Kanaalsbrug uit 1894, net als de meeste andere van dit soort bruggen gemaakt door de vroegere Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij in Leiden, kan nog draaien. Dat is bijzonder, want in bijvoorbeeld Haarlem wordt een dergelijke antieke oeververbinding, de Catharijnebrug sinds 1999 gekoesterd als rijksmonument, terwijl er geen authentieke lantaarns meer op staan, maar moderne lichtmasten en de brug na restauratie in gesloten toestand is vergrendeld.
Draaibrug zeldzaam
In Harlingen kom je nog wel een werkend prachtexemplaar tegen, de Raadhuisbrug uit 1878 over de Noorderhaven, ook een rijksmonument, net als zijn familielid in Leeuwarden. Maar oude ijzeren draaibruggen zijn zeldzaam geworden. In Leeuwarden zou je de Verversbrug, de Kiepeloop, bij Oldegalileën nog kunnen noemen, maar die is van een heel ander karakter en heeft veel minder allure.
Je realiseert je die lange rij ijzeren draaibruggen pas goed als de discussie over een opnieuw beweegbare Prins Hendrikbrug weer oplaait, zoals dit jaar het geval is. De handelsvloot van Stânfriesboten aan de Willemskade is er dan wel niet meer, maar er wordt nog genoeg gevaren in en rond Leeuwarden. Nu door de pleziervaart en die moet je koesteren. Door de wel erg brede en vooral laag liggende karakterloze betonplaat die sinds 1969 de Sophialaan met de Prins Hendrikstraat verbindt, kunnen alleen kale roeiers nog passeren, anderen stoten onherroepelijk hun hoofd of butsen hun boot.
De sloop van de oude brug was destijds ingegeven door potsierlijk denkende gemeentebestuurders, die er de meest megalomane ideeën op na hielden. Het was in dezelfde tijd dat het Vliet gedempt werd, het licht bollende bruggetje met lantaarns over de Potmarge op het Zuiderplein plaats moest maken voor alweer een betonplaat, rijen oude huizen werden gesloopt voor de brede Groeneweg en het oude sfeerhotel Amicitia moest wijken voor wat lange tijd het lelijkste gebouw van Leeuwarden werd genoemd. Al werd het niet eens gerealiseerd in de aanvankelijk voorgestelde dubbele hoogte.
Mogelijk stond de bestuurders bij de Prins Hendrikplannen iets soortgelijks voor ogen als wat in de jaren dertig was gebeurd met de Peperstraat: een hele huizenwand werd toen neergehaald om een brede doorgang te creeëren tussen Nieuwestad en Voorstreek. Niet langer was de Peperstraat even smal als de Oosterstraten. En de Paardepijp werd en passant van bol vlak gemaakt. Eind jaren zestig zouden de Prins Hendrikstraat en zelfs de Doelesteeg fors verbreed moeten worden. Alles voor de auto. Dit even om de gedachten te bepalen.
Weemoed
Dat we in onze jaren schoon genoeg kregen van steeds meer auto’s met bijbehorende overlast, werd toen onvoldoende voorzien. Evenmin dat we nu met weemoed terugdenken aan zo veel esthetische kwaliteit, die zonder veel nadenken is verwijderd. Dat het in deze tijd overigens nog steeds anders kan, bewees in 2010 het gemeentebestuur van Amsterdam, dat de fraaie Hogesluis bij het Amstelhotel renoveerde, voor het autoverkeer, jawel. Maar het zei geen geld meer over te hebben voor serieuze herbouw van de zeventiende-eeuwse pijlers en karakteristieke elementen. Een gewoon hefbruggetje kon wel volstaan. Pas toen monumentenorganisaties dreigden met juridische procedures, keerden burgemeester en wethouders op hun schreden terug.
Initiatieven van burgers en hun organisaties zijn, zo lijkt het wel, altijd opnieuw nodig om steden te vrijwaren van al te megalomaan denkende wethouders en raden, die menen dat alleen hoge torens en brede wegen indruk maken.
Smallere brug voldoende
Dat het verkeer in 2015 hogere eisen stelt aan de infrastructuur dan in 1969 is helder, maar in het geval van de Prins Hendrikbrug ligt dat anders. Door de gelijknamige straat hoeven na de niet zo lang geleden ingestelde verkeersmaatregelen alleen nog hulpdiensten, bewoners en winkelbevoorraders te rijden. Dus is een smallere, beweegbare brug ruim voldoende.
De Stichting Museumhaven heeft inmiddels heel wat enthousiasme geoogst met het burgerinitiatief weer een beweegbare Prins Hendrikbrug neer te leggen. Het zou de route vanuit Grou naar de voor de Leeuwarder watersport belangrijke Prinsentuin een stuk korter maken. Langs de Emmakade en rond de voor Culturele Hoofdstad 2018 zo belangrijke Blokhuispoort zou toenemend vaarverkeer ontstaan, wat de levendigheid van Leeuwarden op zijn zachtst gezegd geen kwaad zou doen.