Promovendus: twijfel over kwaliteit Fries zilver
Het romantische beeld dat de culturele elite van Friesland tot nu toe heeft geschetst van de Friese zilversmeden in de Gouden Eeuw behoeft bijstelling. Het is te positief, er is te veel aandacht voor de objecten en te weinig voor de mensen die deze objecten vervaardigden.
Door Wio JoustraFriese edelsmeden uit die tijd moeten zeker niet als kunstenaars, maar als gewone ambachtslieden worden beschouwd. En het is zelfs de vraag hoe ‘Fries’ het Friese zilver en het Friese goud van toen eigenlijk was. Dit is de kern van het proefschrift ‘Tussen Hamer en Aambeeld, edelsmeden in Friesland tijdens de Gouden Eeuw’.
Historicus Peter Schoen uit Heerenveen is hierop op 6 oktober gepromoveerd aan de Universiteit van Leiden. Van zijn onderzoek is inmiddels bij Uitgeverij Verloren in Hilversum een commerciële uitgave verschenen.
Eigen smoel
Wie wel eens naar ‘Tussen Kunst en Kitsch’ kijkt, komt met enige regelmaat zilveren sieraden en gebruiksvoorwerpen van Friese makelij tegen. Schoen: ,,Zilversmeden vormen een van de culturele uithangborden van Friesland. De culturele elite heeft zich de objecten die in deze provincie zijn gemaakt toegeëigend. Zilver gaf Friesland een eigen smoel en is daarom onderwerp geweest van veel hagiografische geschiedschrijving.”
De geschiedschrijving – het standaardwerk van Elias Voet en overzichtswerk in opdracht van de Ottema-Kingma Stichting - is veelal gebaseerd geweest op de alhier vervaardigde voorwerpen, als kistjes, bekers en brandewijnkommen. Op grond daarvan is aan de makers tamelijk gemakkelijk het predicaat ‘kunstenaar’ toegekend.
Schoen heeft zich bij zijn onderzoek laten leiden door de vraag of dat beeld klopt en heeft juist onderzoek gedaan naar de levens van de makers van het zilverwerk. Hij deed dat door in de archieven te duiken van de nedergerechten, destijds de rechtbanken in eerste aanleg in elke grietenij. Op die wijze kreeg hij inzicht in de wetgeving, de organisatiestructuur, de handelspatronen en de maatschappelijke positie van de beroepsgroep.
Klem
Wat de wetgeving betreft bleef Friesland als zelfstandig gewest in de Republiek der Verenigde Nederlanden zijn eigen gang gaan. Schoen: ,,Dit leidde tot een star monetair beleid in Friesland terwijl de vaderlandse economie in de 17e eeuw juist dynamisch bleek te zijn. Dit had grote gevolgen voor de prijs van het zilver(geld). Zo kwamen de Friese edelsmeden klem tussen hamer en aambeeld: de toegenomen vraag op de wereldmarkt dreef de prijs op, maar de Friese overheid handhaafde een vaste verkoopprijs voor goud en zilver.
,,Door de sterke economische groei van Holland, en vooral van Amsterdam, raakten Friese edelsmeden steeds afhankelijker van de aanvoer van edelmetaal uit Amsterdam. Het starre beleid drukte de winstmarges en bedreigde de Friese edelsmeden in hun bestaan. De import van ‘minderwaardig’ zilver uit Amsterdam, Groningen en het Duitse Rijk verhoogde de druk op het Friese zilver nog meer. Ontduiking van de regels bood de edelsmeden een profijtelijke uitweg en leidde dan ook tot gesjoemel op grote schaal. Pas in 1695 kondigden Gedeputeerde Staten nieuwe wetgeving af, dertig jaar na Holland.”
Vooral katholieken
Schoen deed vooral onderzoek in Bolsward en Leeuwarden. Daaruit komt naar voren dat vooral katholieken intensief met Amsterdam handel dreven. Katholieken als Claes Baardt (Bolsward) en de Van der Lely’s (Leeuwarden) maakten het mooiste zilverwerk. Volgens Schoen is er zoveel onderlinge handel geweest dat de vraag gewettigd is of werkstukken met een meesterteken van een bepaalde edelsmid ook daadwerkelijk door diegene is gemaakt. ,,Te vaak nemen we dat aan terwijl de kwaliteit van dat werk dikwijls enorm verschilt. Hoe kan dat? Amsterdamse edelsmeden wisten door hun sterke organisatiegraad buitenstaanders op afstand te houden. Maar op illegale handel door de eigen leden had het gilde veel minder grip.''
,,Als zilver uit Amsterdam goedkoper was door het lagere gehalte of omdat het door specialisten was vervaardigd, kon een edelsmid uit Friesland eenvoudigweg zijn eigen merken op dit gekochte goed afslaan om daarmee echtheid of eigenheid te pretenderen. Zijn eigen meesterteken – dat garantie bood voor kwaliteit verdoezelde de ‘vreemde’ afkomst. Dat roept onmiddellijk de vraag op hoe ‘Fries’ het Friese zilver eigenlijk is. Omvang en intensiteit van de handel met Amsterdam heb ik niet definitief kunnen bepalen en moeten daarom nog aan een vervolgstudie worden onderworpen.”
Diverse beroepsgroep
Over het begrip ‘const silversmid’, zoals die in Amsterdam voorkwam, merkt Schoen het volgende op: ,,Ik heb ze in de Friese bronnen niet aangetroffen. Mijn onderzoek levert een beeld op van een zeer diverse beroepsgroep van vermogende lieden, maar ook van kleine krabbelaars die soms het hoofd amper boven water konden houden. Omdat de topstukken van het Friese zilver lange tijd werden gezien als hét bewijs van het kunstzinnige talent van de Friese edelsmeden in het algemeen, bleef dit florissante beeld lange tijd bestaan. De meesters die voor deze kwalificatie nog het meest in aanmerking lijken te komen waren katholieke edelsmeden.
,,Daarvan heb ik aangetoond dat juist zij intensief betrokken waren bij de handel met Amsterdam, die vooral bestond uit juwelen en edelstenen. Gesteund door dit inzicht lijkt het raadzaam in de toekomst in ieder geval voorzichtig om te gaan met de kwalificatie ‘Fries goud’. Zilverwerk waarop Friese meestertekens en bewijzen van de Friese edelmetaalwetgeving prijken zonder meer als Fries zilver te omschrijven, lijkt ook niet langer geheel verantwoord.”
Laatst gewijzigd op 03-10-2016 om 13:32 uur