Het straatje dat zijn gezicht verloor
'Achterom komen' is bij veel woonhuizen in Friesland heel vanzelfsprekend. Zo wordt de achterdeur in de dagelijkse praktijk de voordeur. Maar er zijn ook leuke voorgevels die, eenmaal dichtgemetseld, gedegradeerd worden tot achtergevels. Een tekening uit 1975 laat dat goed zien als je de afgebeelde straat vergelijkt met de huidige situatie.
Door André KeikesFryslân1-lezer Jan Boonstra kreeg in de jaren zeventig van de vorige eeuw een tekening van een moeilijk te traceren stukje Leeuwarder binnenstad in zijn bezit. De schets hoorde bij een van de vele artikelen over monumentale plekken die mijn vader, H.W. Keikes, jaren lang chef van de stadsredactie van de Leeuwarder Courant, voor die krant schreef. Niet zelden maakte hij daar dan een illustratie bij. Dit was er een van.
Boonstra vond het een mooie prent, maar had lang geen idee welk straatje er op te zien was. 'Iedere keer wanneer ik in Leeuwarden was, liep ik met de neus omhoog. Niet omdat ik ijdel ben, maar ik zocht naar 'het torentje van Keikes'. Daar waar andere mensen keken of aandacht hadden voor de etalages van de winkels, keek ik omhoog. Ik was zoekende. Zocht naar dakpannen, dakvormen, kajuiten, goten, luiken, bouwstijlen en bouwvormen.' Enige tijd meende Boonstra zelfs dat de pandjes die op de tekening staan misschien wel gesloopt waren.
De Jugendstil-vormen van de Centraal Apotheek op de hoek van de Tuinen en de Voorstreek kwamen wel enigszins overeen met het torentje achteraan op de tekening, maar dit was toch een andere. Boonstra vroeg zich af of ik de oude tekening misschien wilde hebben, wat het geval was, en dat bracht me naar de brede steeg tussen het voormalige Leger des Heils-gebouw aan de Tuinen en het decoratieve monumentale pandje Springend Hert op Tuinen 8 van architect Zytse Feddema. De Feddema die in Leeuwarden ook bekend is als ontwerper van de wonderlijke dubbele kiosk in neo-renaissancestijl aan de Koningsstraat, hoek Voorstreek, waar je tegenwoordig heerlijke Belgische bonbons kunt kopen.
Veel stegen
De monumentale Tuinen kent veel stegen, maar deze van de tekening is net even wat wijder van opzet. Helemaal achterin, vond ik het door Boonstra gezochte torentje. Maar van de rest van de steeg is weinig meer over. In de ruim veertig jaar die voorbijgegaan zijn sinds de tekening werd gemaakt, is vrijwel alle karakteristieke schoonheid verdwenen. De oude lantaarn is vervangen door een standaard tl-lamp, de vriendelijke huisjes aan de rechterkant, met ramen en deuren, zijn harteloos dichtgemetseld.
Dat is vermoedelijk wel zo praktisch, maar er is daardoor een bijzonder stukje Leeuwarder geschiedenis mee verloren gegaan. En dat is heel opmerkelijk in een zo monumentale omgeving als die van Tuinen en Turfmarkt. De achterkant grenst aan of maakt deel uit van de gebouwen van het oude Fries Museum en de Kanselarij. Het torentje is ook vanaf de Turfmarkt te zien boven de ingang van het museum zoals die tot de opening van het nieuwe museumgebouw aan het Zaailand in gebruik was. We hebben het hier over een wat naar binnen springende uitstulping van de Kanselarij, zou je kunnen zeggen
De grootschalige verbouwing van het Fries Museum aan het eind van de vorige eeuw, toen onder meer de tunnel onder de straat gerealiseerd werd, heeft vermoedelijk ook een eind gemaakt aan de charmante gebouwtjes in de steeg aan de Tuinen. Het hogere pand met het grote pannendak bleef bewaard, maar het huis er voor verloor zijn gevel, dakkapel en mansardedak: het werd een dichtgemetselde doos zonder enig karakter. Hetzelfde gebeurde met de twee woninkjes er naast, waar op de tekeningen zelfs fietsen voor staan. Er hebben dus mensen in geleefd, nu lijken ze het meest op opslagruimtes.
Kanselarij
Dat de grote panden aan de Tuinen recentelijk gerestaureerd zijn, is natuurlijk mooi, maar het gebrek aan aandacht voor de steegjes, die een oud centrum juist zo intrigerend maken, voelt niet goed. Het zal ook te maken hebben met de afnemende aantrekkingskracht van binnensteden en de daar vaak mee samenhangende verloedering, maar het valt moeilijk te rijmen met de stedelijke trots op de oude Kanselarij.
Oude steden en dorpen hebben zich in het verleden langzaam en stapje voor stapje ontwikkeld; steeds opnieuw werd er iets bijgebouwd, zodat er na verloop van tijd een wonderlijk en fascinerend amalgaam van kleine functies ontstond. Je kunt met een beetje goede wil de geuren en geluiden van smederijen, bakkerijtjes, sigarenmakers en andere werkplaatsen nog ruiken en horen. Zo heel anders dan in nieuwe of sterk vernieuwde plaatsen, waar de achterkanten van winkels en horeca slechts een functie hebben als plek voor bevoorrading. Als historische stad zou je dus ook je 'achterkanten' moeten koesteren als onderscheidend voordeel op de Almeres en Nieuwegeinen van dit land. En op de doorgaans met tientallen grote en schreeuwerige reclamestickers dichtgeplakte ramen in winkelpleinen aan de rand van de stad.
Toch is er eerder sprake van een omgekeerde en dus slechte ontwikkeling. Het nieuwe Fries Museum en het Winkelcentrum Zaailand zijn wat dit achterkantenverhaal betreft duidelijke voorbeelden. In plaats van een uitstraling in alle richtingen, zijn er grotendeels gesloten achterkanten gecreëerd aan de Zaailandkant, dus tegenover de Beurs en Rabobank. Voor de bevoorrading natuurlijk, dat is onvermijdelijk, maar er zou met enige vindingrijkheid wel iets aan te doen zijn geweest. Nu zijn de weinige etalagebakken, en bij het museum enkele kleine vitrines, plichtmatig gevuld zonder dat het de dooie straat enigszins verlevendigt.
Zaailand
Dit stuk Zaailand is daarmee vergelijkbaar geworden met Lelystad of een andere nieuwe plaats, waar je geacht wordt alleen door de winkelstraat te lopen en niet 'om de hoek te kijken', omdat daar niets is. Natuurlijk maakt de doorgang naar de parkeergarage onder het Zaailand het er ook niet beter op, maar zelfs dat gegeven hoeft geen reden te zijn om het er maar bij te laten. Nu het Beursgebouw door de komst van een stukje Rijksuniversiteit Groningen ook al geen publieksfunctie meer krijgt, ziet het er slecht uit voor die hoek van het centrum. Daar zou een binnenstadsmanager best eens over na mogen denken.
Dan kan hij meteen de trend bestrijden om ook zijkanten tot achterkanten te maken, zoals onder meer in de Oude Doelesteeg is gebeurd. Ooit was dat een heel levendige straat, nu bestaat wel een kwart uit gesloten muren, omdat de Nieuwestadwinkels er nauwelijks aandacht voor hebben. De vitrines van Sissy Boy aan de steeg zouden zonder al te veel moeite weer in gebruik genomen kunnen worden. Pure winst voor de straat én de winkel én de stad.
Aandacht voor de zij- en achterkanten in de oude stads- en dorpscentra zou, hoe bescheiden het onderwerp ook is, een mooie opdracht zijn voor de nieuw gevormde gemeentebesturen. Het past ook goed bij Friesland, waar mensen nu eenmaal graag 'achterom komen'. Ze drukken niet op de bel bij de voordeur, ze weten de weg.
Laatst gewijzigd op 01-05-2018 om 11:09 uur